De mens als verhaal
- Bob Duynstee
- 11 jun 2023
- 5 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 3 aug
Lang voordat we taal hadden, vertelden we al verhalen — met gebaren, kleuren, klanken, dans en ritme. Niet spraak en taal maken ons mens, maar het vermogen om gebeurtenissen om te vormen tot betekenis. Deze blog volgt de ontwikkeling van de menselijke geest: van vuur tot verbeelding. Want daar, in die vroege duisternis, begon iets dat ons nog altijd aanstuurt.

Rond het vuur ontstaat taal
De soort Homo sapiens ontstond naar schatting zo’n 200.000 jaar geleden in Afrika. Toen wisten mensachtigen al zo'n 200.000 jaar hoe ze vuur gecontroleerd konden gebruiken. Vuur bood bescherming tegen roofdieren, gaf warmte in koude nachten en maakte het mogelijk om voedsel te bereiden. Maar minstens zo ingrijpend was de sociale dimensie ervan. Want met vuur kwam licht en met licht kwam tijd: je hoefde niet meer naar bed als het donker werd. Rond het vuur ontstond een nieuwe ruimte voor contact, reflectie, planning.

De geboorte van ons collectieve onderbewuste
Het moet in die context zijn geweest dat onze voorouders het vermogen tot spraak begonnen te ontwikkelen via gebaren, gelaatsuitdrukking, klanken en ritmische bewegingen; ongearticuleerd nakaarten over de jacht, aanwijzingen geven, strategie bespreken en plannen maken - de eerste bouwstenen van het narratieve bewustzijn dat ons denken tot op de dag van vandaag vormt. Hier ligt de bakermat van ons collectieve onderbewuste.

Grotten van Lascaux in Zuid-Frankrijk. Ook wel de "Sixtijnse Kapel van de Prehistorie" genoemd. Gemaakt zo'n 20.000 jaar geleden door onze voorouder in een moeilijk bereikbare zijschacht van de grote ruimte. De enige grottekening daar waarop een mens is afgebeeld. Naar de betekenis wordt al sinds de ontdekking in 1940 gezocht, maar dat er hier een verhaal wordt verteld, is onweerlegbaar.
Taal als evolutionaire sprong
Pas vanaf zo’n 70.000 tot 50.000 jaar geleden, zo menen taalkundigen en cognitief archeologen, ontwikkelde zich bij vroege Homo sapiens een grammaticaal gestructureerde taal met zinsbouw, tijdsaanduidingen en uiteindelijk abstracte concepten als toekomst, schuld of heldendom. Deze linguïstische omslag viel samen met het verschijnen van symbolisch gedrag zoals ornamentiek (het versieren van voorwerpen) en begrafenisrituelen, met de verspreiding van de mens over andere continenten en mogelijk ook met de opkomst van verhalende structuren als sociaal bindmiddel. Daarmee is taal niet alleen een communicatiemiddel, maar de manifestatie van een dieper cognitief patroon: een narratief bewustzijn dat zich via verhalen organiseert.

De ontwikkeling van archetypes
In het vermogen om te articuleren wat we bedoelen, ligt de oorsprong van kunst, religie en wetenschap. De Amerikaanse ontwikkelingspsycholoog Michael Tomasello noemt deze evolutionaire versnelling in The Cultural Origins of Human Cognition (1999) dan ook de ‘cognitieve revolutie’: een milliseconde in de geschiedenis, maar een sprong die bepalend zou blijken voor de positie van de mens op aarde - en misschien ook voor zijn voortbestaan. In deze fase ontstaat wat Carl Gustav Jung in de 20e eeuw de archetypes is gaan noemen.
Spraak als neurologisch fundament
Taal is evolutionair jong, maar rust op oudere structuren. Spraak is er daar één van. Zonder het vermogen om klanken voort te brengen en te interpreteren, geen verhaal, geen dialoog, geen overdracht. De eerste wetenschappelijke inzichten in de relatie tussen hersenen en taal dateren uit de negentiende eeuw. De Franse arts Paul Broca en de Duitse neuroloog Carl Wernicke ontdekten, onafhankelijk van elkaar, dat specifieke hersengebieden essentieel zijn voor respectievelijk het vormen en begrijpen van spraak. Hun onderzoek naar patiënten met afasie - taalstoornissen veroorzaakt door hersenletsel - legde de basis voor wat later bekend werd als het gebied van Broca en het gebied van Wernicke. Deze neurologische infrastructuur is evolutionair voorwaardelijk voor het vermogen om verhalen te vertellen en te begrijpen: zonder deze stille coördinatie van spraakproductie en taalbegrip zou het narratieve bewustzijn nooit vorm hebben kunnen krijgen.

Grottekeningen Chauvet, Ardèche zo'n 30.000 jaar oud. Behalve een magistraal observatievermogen en abstractievermogen (perspectief) moet onze voorouder in staat zijn geweest om als een cameraman heel dicht in de buurt van een jagende troep leeuwen te komen om deze beelden zo natuurgetrouw te kunnen weergeven. Je hoort de leeuwen bijna ademen. Yuval Noah Harari (2011) beschrijft deze fase levendig in Sapiens: 'Schichtig en op onze tenen slopen we, gewapend met een steen, op een achtergelaten kadaver van een oeros af. De troep bergleeuwen die de os had gedood, was het eerst aan de beurt. Daarna de jakhalzen en hyena's en dan pas waren wij aan de beurt, net voor de wachtende gieren. Veel zal er tegen die tijd niet meer aan het karkas gezeten hebben, maar we konden met die steen de botten kraken en het merg er uit zuigen.'
Tussen stem en schrift
Tussen het ontstaan van grammaticaal gestructureerde taal, zo’n 70.000 jaar geleden en de opkomst van het schrift zo'n 5.500 jaar geleden in Mesopotamië, voltrekt zich een grotendeels onzichtbare maar ingrijpende ontwikkeling: taal wordt de drager van collectief geheugen, morele orde, sociale organisatie en ritueel gedrag. In deze lange orale fase wordt kennis overgedragen via ritme, gebaar, herhaling en in toenemende mate via taal - tot taal uiteindelijk het dominante medium wordt. Tot aan de overgang naar een sedentaire levenswijze, zo’n 10.000 jaar geleden, is taal nog onlosmakelijk verbonden met lichaam, stem en context. Maar met de vestiging van landbouwgemeenschappen krijgt het narratieve vermogen van de mens zijn volledige beslag: mythen, genealogieën, wetten, gebeden en lokale geschiedenissen worden generaties lang letterlijk ingeoefend voordat ze kunnen worden vastgelegd. Het schrift maakt taal reproduceerbaar, maar de structuur - de vertelling, de dialoog, de plot - is dan al duizenden jaren oud.

Samengevat
400.000 v.Chr. – Beheersing van vuur (Homo erectus)
200.000 v.Chr. – Homo sapiens ontstaat
200.000 - 50.000 v.Chr. – Ontwikkeling van ons spraakvermogen (Broca/Wernicke gebieden) + aanleg verhaalstructuren + laden collectief onderbewustzijn + archetypen
70.000–50.000 v.Chr. – Taal & narratief bewustzijn ('cognitieve revolutie')
35.000–15.000 v.Chr. – Grotschilderingen
10.000 v.Chr. – Landbouw en nederzetting
5.500 v.Chr. – Ontstaan van schrift

Waar staan we nu?
Vandaag zijn verhalen overal: in strategie, cultuur, leiderschap, politiek. Maar wie hun werking echt wil begrijpen, moet dieper kijken - naar vuur, naar spraak, naar hoe ons brein gebouwd is. Daar ligt het begin van alles wat we elkaar vertellen of juist niet vertellen. Vertellen en luisteren naar verhalen begint al ergens tussen 2 en 3 jaar, wat aangeeft dat dit verschil biologisch, psychologisch en sociaal als uiterst relevant wordt gezien. Peuters zijn dan ook al in staat om onderscheid te maken tussen fictie en non-fictie. Evolutionair is de vraag dan prikkelend of dat voordeel de bedoeling heeft om ons tegen onzin te beschermen of ons de mogelijkheid biedt om anderen om de tuin te leiden.
Meer weten?
Wil je verder praten over corporate storytelling of heb je interesse in een Masterclass of een Lezing over dit onderwerp? Neem contact op.
Opmerkingen