De wetenschappelijke kant van storytelling, deel 2. Storytelling is de meest krachtige vorm van communicatie en kent een wetenschappelijke basis. Het is zo ongeveer uitgevonden voor presentaties en speeches. Maar de toepassingen gaan veel verder.
Als wij mensen in een verhaal zitten, vervaagt de omgeving en zijn we hypergevoelig voor beïnvloeding. Dat wordt bedoeld met de narratieve transportatie-theorie van Green en Brock (2000). Het Nederlandse woord is 'vervoering'. Je raakt betrokken bij het wel en wee van de hoofdpersoon en bent minder snel geneigd om tegenargumenten te formuleren. Die ervaring kennen we allemaal uit de wereld van de literatuur, het theater en de film. En precies dáárom speelt het verhaal ook zo'n grote rol in de opvoeding (sprookjes), in religie (parabels), in de politiek (metaforen), in reclame (clichés), in het sociale verkeer (anekdotes) en bij presentaties en speeches (voorbeelden).
Niet alleen presentaties hebben veel te winnen met een storyline, ook harde informatie als een offerte, een adviesrapport, een managementboek of position paper gaan er met een storyline of althans met verhaalelementen op vooruit. Doe je dat niet, dan moet je je ervan bewust zijn dat je met alléén rationeel-technische informatie ook een rationeel-technische spiegelreactie oproept. Daarmee laat je in elk geval een mogelijkheid onbenut om je klant of opdrachtgever mee te nemen in een beschouwing. En ja, dat geldt ook voor B2B, dus in een relatie met professionele inkopers.
Meereizen met de hoofdpersoon
Luisteren we naar een verhaal, dan licht ons brein op als een kerstboom. In alle delen van onze hersenen zien onderzoekers activiteit. Lezen we dat Sissi, de betoverend mooie koningin van de Donaumonarchie, in haar crinolette de stijlkamer binnen schrijdt, dan ruist haar tafzijde langs de sensorische cortex. Als de woedende en op wraak beluste Robin Hood een pijl zien trekken op zijn rivaal Godfrey, dan activeert dat de motorische cortex en vliegen we mee met de pijl op weg naar de glanzende, onbeschermde hals van de verrader. We zien het letterlijk voor ons in onze visuele cortex. Op die manier reis je mee met de hoofdpersoon.
In de film Robin Hood uit 2010 met Russell Crowe zien de Franse troepen zich op het strand aan de Engelse zuidkust onverwacht geconfronteerd met het Engelse leger. Als de Fransen de slag verliezen, probeert zijn rivaal en verrader Godfrey er tussenuit te knijpen. Robin heeft maar één kans. In de scène reizen we als kijker prachtig mee met zijn pijl.
Identificatie met de hoofdpersoon is een sterk argument om projectleiders op een verhalende manier te laten vertellen over hun project. Dan reis je als junior project- en programmamanager in een learning history mee met de hoofdpersoon. Met een verhalende vorm van een evaluatie geef je ook uitdrukking aan de lerende organisatie. Natuurlijk kun je zo'n verhaal ook als case study of als promotiemateriaal op je website of als acquisitie-materiaal gebruiken.
Verhaallijn
Bij proefpersonen die luisterden naar een bloedstollend saaie presentatie of speech in bullet points wordt maar één gebied geactiveerd: het gebied linksonder in de prefrontale cortex, het zogeheten Broca-en Wernicke-gebied waar we woorden decoderen en er betekenis aan geven. Verder gebeurt er niets, afgezien van wellicht een prikkeling van het slaapcentrum. Wie gevraagd is om een presentatie te geven, zou er even aan moeten denken dat het stapelen van informatie niet gaat werken, getuige ook de titel van een van de boeken van de Amerikaanse Lori Silverman: Wake Me Up When the Data Is Over. Hier een voorbeeld, waarbij ook de opstelling, het licht, de uitstraling en het stemgeluid in negatieve zin meespelen.
Wat wel werkt is een verhaallijn. Wil je je gehoor met een presentatie of speech ook echt raken, denk dan eens na over een verhaallijn of een verhaalelement. Wat moeten mensen over drie weken, als ze terugdenken aan je presentatie, hebben onthouden? Kijk bijvoorbeeld eens naar de metafoor van de Jenga-puzzel die Wil je daar meer over weten, kijk dan op:Â Tips uit de wereld van storytelling om je presentatie te verbeteren.
In een scène in de film Big Short (2015) over de bankencrisis trekt Ryan Gosling blokken uit een Jenga-toren om te laten zien hoe tranches werken in door hypotheek gedekte effecten (MBS) zoals geherkapitaliseerde hypotheekverplichtingen (CMO's). Door blokken uit het onderste deel van de toren te halen, legt Gosling uit dat de hoogst gewaardeerde effecten aan het bovenste einde van de toren niet overeind kunnen blijven staan wanneer de lager gewaardeerde effecten falen en van de basis worden verwijderd. De metafoor -in dit geval van de Jenga-toren- is een storytelling-element.
Het effect van een verhaalstructuur
Er is overvloedig bewijs voor het effect dat verhalen op ons brein hebben. Met behulp van FMRI, Functional Magnetic Resonance Imaging brengen wetenschappers real time de hersenactiviteit in beeld. Daaruit blijkt dat hele mentale landschappen in ons hoofd worden geactiveerd als we film kijken, een roman lezen, een sprookje of een mop horen.
Paul Zak, een Amerikaanse neuro-econoom voerde een onderzoek uit naar het effect van verhaalstructuren in korte films en het effect daarvan op onze hersenen en ons gedrag. De oorsprong van dat onderzoek ligt bij Gustav Freytag
Hoe meer oxytocine, hoe vrijgevigerÂ
In een experiment liet Zak aan proefpersonen twee korte animatiefilms zien. Verplichte kost voor goede doelen.
Beide films gingen over een vader en een zoontje dat ziek was. In film A werd in verhalende vorm verteld over het Ben en zijn vader. De tweejarige Ben is ernstig ziek en heeft niet lang meer te leven. Zijn vader vertelt hoe moeilijk hij het vindt om vrolijk met Ben te spelen, nu hij weet wat zijn zoontje en hem te wachten staat. Toch weet hij de kracht te vinden om zijn jongetje tot het allerlaatste moment zo vrolijk en positief mogelijk bij te staan. In film B ontbrak de verhaalstructuur. Daarin zag je de vader met zijn zoontje in een dierentuin en vertelt de vader op een meer feitelijke manier wat er met zijn zoontje aan de hand is.Â
Proefpersonen die de eerste film zagen, maakten meer oxytocine aan, dan de controlegroep die de tweede film zag. Vervolgens werd aan de proefpersonen gevraagd of ze een deel van het geld dat ze als beloning kregen voor participatie aan het onderzoek, wilden doneren aan een goed doel. En toen bleek dat de proefpersonen die meer oxytocine hadden aangemaakt, ook meer geld doneerden aan het goede doel. Zak kon zelfs aantonen dat hoe meer oxytocine een proefpersoon aanmaakte, hoe meer geld hij of zij doneerde. Wat een verhaalstructuur doet, zien we ook in deze advertentie:Â
Comments